Boerenkinderen.
Toen ik van de week door mijn boek bladerde om te kijken wat ik nu eens met jullie zou gaan behandelen moest ik glimlachen bij deze zin:
"Nellie Oleson zag er aardig uit. Haar blonde haar hing in lange krullen omlaag en ze droeg twee grote blauwe strikken bovenop haar hoofd. Haar jurk was van dunne, witte stof, bedrukt met blauwe bloemen en ze droeg schoenen. Ze keek naar Laura en ze keek naar Mary en ze trok haar neus op. "Hm!", zei ze. "Boerenkinderen!" ~ Aan de rivier pagina 103
Ik ben geen boerenkind in de betekenis dat ik op de boerderij ben geboren, maar als ik op de boerderij in Meddo (een gehucht nabij Winterswijk) ben, voel ik me wel degelijk een boerenkind.
Ik kom daar al mijn hele leven en mijn vroegste herinnering is dat ik vier jaar ben en de oudste zoon (toen 16 en in mijn ogen een grote meneer) vraagt mij of ik wil helpen koeien melken. Ja, dat wilde ik wel!
Hij zat op een melkkrukje en nam mij tussen zijn benen, legde zijn grote hand om mijn handje en maakte de knijp-trek beweging om de speen.
En ja hoor, daar spoot een straal melk in de emmer.
Psst!, psst!, psst!, hoorde je, de melk schuimde in de emmer en het rook zo lekker zoetig. Vanaf toen was ik verkocht.
Als kind heb je nog niet voldoende kracht in je handen om een koe leeg te melken, maar in de loop van de jaren leerde ik het en toen ik twaalf was kon ik helemaal alleen een koe melken.
Inmiddels verschenen de melkmachines, die het werk vereenvoudigden, maar je moest wel altijd voormelken, want dan laten de koeien hun melk gemakkelijker schieten. Je verleert het melken dus nooit meer.
Als je mij ziet, zie je een stadse dame, maar zodra ik op de boerderij ben, verander ik in een boerin.
Ik kruip in mijn overall onder de koeien, ik voer de dieren, ik raap eieren, rijd tractor, ik hooi, ik spuit de melkstal schoon, reinig het melkgerei, veeg de stallen, rijd paard en haal de tarwe en mais binnen.
Ik loop alleen nooit op klompen, want die doen mij pijn aan mijn wreef. Ik loop altijd met laarzen.
Vele vakanties heb ik daar doorgebracht en jullie begrijpen dat ik het altijd als een Paradijs heb ervaren. Alles ontdekken. Verstoppertje spelen in het hooi. Met dieren omgaan. Ik genoot! En het gezin van mij. Voor hen was alles normaal, maar zij genoten van de leergierigheid en het plezier van mij. Ik mocht dan ook 'alles'.
De boerin had, evenals Caroline, een moestuin, maar daar had ik niet veel mee. Natuurlijk sneed ik wel eens een krop sla, of plukte een maaltje bonen, maar ik ging liever met de boer mee. Het echte boerenleven!
Wat ik altijd heel fijn vond, was eieren rapen. Als ik klaar was met koeien melken, liep ik naar het kippenhok. Binnen in het kippenhok is het licht altijd een beetje schemerig, door het zaagsel en het zand dat als opstuift als de kippen rondfladderen. De kippen en hanen scharrelen wat zenuwachtig rond en je hoort gekakel, getok en gekukeleku. Het water werd ververst, het voer werd in de bakken uitgestrooid en terwijl de beesten aten, ging ik de eieren zoeken. Echt zoeken, want kippen willen hun eieren het liefst verstoppen.
Met goed weer gingen de kippen in de kippenren en met kou of regen liet ik ze in hun hok, maar bleef de uitloop open, voor het geval de kippen wel naar buiten wilden. Dit ging 's avonds weer dicht.
In de keuken gaf ik de eieren aan de boerin en ging me wassen. Koeien melken vind ik enig, maar naderhand stink je ontzettend en tot het avondmelken rook ik liever fris.
Bij het ontbijt aten we altijd verse eieren; een nadeel van kakelverse eieren is dat ze, ondanks het laten schrikken in koud water, moeilijk te pellen zijn, maar dat even terzijde.
Op de boerderij werd niet geslacht, zoals bij pa Ingalls. Eens in de zoveel tijd werd er uit de veestapel een koe en een varken gekozen en deze werden door de boer naar het abattoir gebracht. De volgende dag kon hij het vlees ophalen, dat inmiddels allemaal in pondspakken was verpakt. Op de boerderij werd het vlees in de vriezer gedaan, maar je moet je niet de huis-tuin-en keukenvriezers van ons voorstellen. Hun vriezer was net zo groot als de vriezers in een supermarkt, want je begrijpt dat er heel veel vlees van een hele koe en een heel varken afkomt.
Nu ik het over varkens heb; ik had altijd een hekel aan varkens voeren. Er hangt altijd een heel penetrante geur rondom varkens en ze gaan altijd vreselijk te keer als ze zien en horen dat hun eten in de troggen wordt gegoten. Ze vermoorden elkaar dan bijna, totdat het luik opengaat en zij bij de brij kunnen.
Naast het koeien melken genoot ik ook altijd van het ophalen van de koeien als zij in de wei stonden.
Normaliter weten de koeien de weg naar de loopstal en zij willen ook graag gemolken worden, want zij voelen de spanning op hun uiers. Je hebt echter altijd een paar achterblijvers. Die moeten dan gehaald worden en naar de stal worden gedreven. Zo mooi en zo rustgevend!
Nellie Oleson mag dan heel laatdunkend over boerenkinderen hebben gedacht; ik kan alleen maar met veel genegenheid aan het boerenleven terugdenken. Ik kan hierover blijven vertellen, want ik hou van het boerenleven, maar ik wil eindigen met: Het boerenleven? Een eerlijk leven, een heerlijk leven.
Zijn jullie bekend met het boerenleven? Komen jullie weleens op een boerderij?
Vertel hier erover.
Wat vinden jullie van Nellies houding?