Hoofdstuk 2
Aan de rivier
1872-1875
De daarop volgende twee jaren produceerde pa verscheidene mooie tarwe-oogsten, maar in de bossen waren zijn vallen vaak leeg. Er reden veel wagens langs hun huis die vol zaten met gezinnen die zich in de grote bossen wilden vestigen. Pa droomde ervan om naar een plek te verhuizen met minder mensen. Laura wist dat pa een "onrustige voet" had. (pa wilde alsmaar verder reizen)
Toen Laura zeven was (dus 1874), pakten ma en pa de huifkar in en de familie begon aan hun reis naar het westen, naar Minnesota. Dag aan dag volgde pa de vage wagensporen richting het westen. Laura gluurde door het wagenzeil naar buiten. ER was zo veel te zien, vogels, bloemen, en continue het groene gras, kilometer na kilometer.
's Nachts kampeerden ze aan de kant van de weg, meestal langs een beekje. Ma kookte het avondeten op een kampvuur. Omdat Laura nog zo klein was, stond ze op een houten kist als ze bij het afwassen moest helpen.
Op een avond hoorde Laura een vreemd geluid. Ma legde uit dat dat de fluit van de stoomtrein was. Pa voegde toe dat een trein op een dag verder kon reizen dan een span ossen in een week. Laura kon dat niet geloven.
Toen ze de volgende dag weer naar buiten keek, zag ze voor de eerste keer in haar leven een stoomtrein. Groot en zwart, leek hij over de prairie voort te snellen, lange zwarte rookpluimen uitbrakend.
Pa sprak op een kalmerende toon tegen de paarden, zodat ze niet bang zouden worden.
Na vele weken gereisd te hebben, kwamen de Ingalls' in het kleine stadje Walnut Grove in het zuidwesten van Minnesota aan.
Pa kocht meer dan 65 hektare land langs het Pruimenriviertje/Plum Creek.
Pa liet de huifkar stil staan aan de steile oever boven het riviertje. Hij zei tegen ma en de meisjes dat er een huis was uitgegraven in de oever en dat dat huis bij het land hoorde. Laura keek overal rond of ze hun nieuwe huis zag. Eindelijk zag ze in de met gras begroeide oever een deur. En daarachter was dan hun uitgegraven huis; het leek wel een grot. Dik, lang prairiegras groeide bovenop hun dak.
Terwijl ma het kleine uitgegraven huis schoon maakte, begon Laura de wagen leeg te halen en Mary paste op Carrie.
Vlak voordat de schemering inviel, hielp Laura pa met het naar binnen brengen van wilgentakken en spreidde ze op de vloer uit, zodat ze niet op de aarden vloer hoefden te slapen.
Laura miste die eerste avond het geluid van van de wind die langs de huifkar blies en ze vroeg zich af wanneer ze er weer aan gewend zou zijn om binnen te slapen.
Iedere morgen na het ontbijt maakte Laura haar bed op en deed ze de afwas. Ze vulde een kleine emmer met vers water uit het riviertje en droeg het weer naar het 'huis'.
Zij en Mary hielpen ma bij het laten luchten van de stromatrassen in de zon. Mary wilde liever lezen of naaien, maar Laura haatte het om stil te moeten zitten.
In het struikgewas bij het riviertje plukten Laura en Mary pruimen. Laura at de sappigste pruimen op, terwijl ze haar emmer vulde. Fruit plukken leek meer op spelen dan op werken.
Later liet ma zien hoe je pruimen op een schoon laken moest uitspreiden om ze in de zon te laten drogen. Tijdens de winter zouden ze dan gedroogde pruimen kunnen eten.
Als hun karweitjes waren gedaan, mochten Laura en Mary gaan spelen.
Ze plukten bossen bloemen voor ma en maakten kettingen van bloempjes die langs de rivier groeiden.
Soms klommen ze op het dak van het uitgegraven huis en dan stonden ze in het hoge gras van de prairie. Ze zwaaiden naar pa in de verte, die met een ploeg, getrokken door een span ossen, bezig was met het keren van de aarde.