In de herfst van 1880 had De Smet 80 inwoners en meer dan 12 zaken. De trein verbond hun met de wereld door nieuws te brengen en - veel belangrijker - eten en kolen om te branden tijdens de winter. Er was net een spiksplinternieuwe school geopend.
Wederom gingen Laura en Carrie naar school. Eerst was Laura zenuwachtig. Ze was bang om vreemden te ontmoeten en vroeg zich af of ze nog iets wist van wat ze in Walnut Grove geleerd had. Maar na een paar dagen besefte ze dat ze van de school genoot. Ze begon in het vijfde lesboek en niemand kon haar bij rekenen verslaan. Ze maakte nieuwe vrienden. Ze speelden met elkaar in de pauze en wandelden samen naar huis.
Na het avondeten ging Laura samen met Mary studeren. Laura maakte haar sommen op de lei, terwijl Mary ze uit haar hoofd leerde.
Daarna las Laura de geschiedenis- en aardrijkskundeles voor en samen beantwoordden ze de vragen.
Een paar weken later ontstak er een sneeuwstorm terwijl Laura en Carrie op school zaten.
Bij het naar huis gaan hielden ze elkaars hand vast in de dwarrellende sneeuw. Soms konden ze elkaar niet eens zien. Laura wist dat als ze één verkeerde stap zou zetten zij en Carrie de wijde, open, uitgestrekte, sneeuwbedekte prairie zouden oplopen; gewis de dood tegemoet.
Op een gegeven moment voelde Laura een gebouw en wist ze dat ze in de Hoofdstraat waren. Laura kon haar zusje veilig naar huis leiden.
De sneeuwstormen woedden regelmatig. De temperatuur zakte geregeld tot onder de 40 graden. De school ging dicht.
Tussen de stormen door probeerden pa en de mannen de sneeuwbanken van de treinrails te scheppen, maar dat was nutteloos. De ene storm na de andere volgde. De treinen kwamen niet meer door.
Om zuinig te zijn met de kolen voor het koken en de kachel besloot het gezin om overdag maar één kamer te gebruiken. Ma duwde kleedjes tussen de spleten onder de deuren en ze gingen vroeg naar bed om zuinig te zijn met de lampolie.
Ma stond erop dat Carrie en Laura doorgingen met studeren, gebruikmakend van haar oude lesboeken. De meisjes maakten hun lessen aan tafel. Soms moesten ze eerst de inkt ontdooien. Laura zei haar lessen hardop voor Mary, altijd maar vergezeld door de huilende wind van de sneeuwstormen. Mary moest ook met haar lessen bijblijven, zodat ze klaar zou zijn om naar het blindeninstituut in Iowa te gaan.
Kerstmis kwam en ging. Zo ook Laura's 14e verjaardag in februari. Er was weinig te vieren. De kolen raakten op en in de aanbouw leerde pa Laura hoe ze hooistokken voor het vuur moest draaien.
Haar handen deden pijn van de scherpe randen van het gras, maar ze was blij dat ze kon helpen.
Ma begon twee maaltijden per dag klaar te maken. Ze kookte het laatste stuk kabeljauw. Ze hadden geen vlees meer en nog maar een beetje thee. Toen alles op was, gebruikte ma haar koffiemolen om tarwe te malen voor brood. Mary bediende de koffiemolen of hield Grace warm bij de kachel. Zelfs de 10-jarige Carrie hielp, maar Laura zag hoe mager en bleek ze gedurende de zware winter werd.
De sneeuw bedekte bijna het hele huis. Dag aan dag beukten stormen tegen het huis en lieten het schudden.
Laura draaide samen met pa hooistok na hooistok. Het vuur mocht niet uitgaan. Hun handen werden rood en gezwollen. Pa kon niet langer viool spelen.
De schoollessen werden gestopt. Iedere dag aten ze grof bruin brood.
Er gingen geruchten over een ontginner ten zuiden van De Smet die tarwe had. Pa hoorde dat twee jongens, Almanzo Wilder en Cap Garland, van plan waren deze tarwe te vinden.
Almanzo en zijn oudere broer Royal waren eigenaar van de zaadhandel in de stad en tevens hadden zij ieder een boerderij. Cap was een klasgenoot van Laura.
Tussen twee sneeuwstormen door vertrokken de twee mannen om de tarwe te vinden.
Terwijl zij weg waren, maakte iedereen in de stad zich zorgen. Laura bestudeerde de lucht vanuit ieder raam. Ze gaf regelmatig de weersomstandigheden aan Mary door. Pa bleef in de zaadhandel steeds maar informeren of er al nieuws was over Almanzo en Cap.
Zonder enige waarschuwing werd het weer slecht weer. Ma gebruikte de laatste tarwe.
Toen zij 's avonds onder hun dekens lagen bespraken Laura en Mary de dapperheid van Almanzo en Cap en zij baden voor een veilige thuiskomst. Laura probeerde geen zelfzuchtige gedachten te hebben over haar lege maag.
Drie dagen later keerden Almanzo en Cap met genoeg tarwe terug om e stad van de hongersnood te redden.
Laura draaide hooistokken en hielp Mary bij het malen van de tarwe voor hun enige eten- een grof, bruin brood. En nog steeds waren er die vreselijke sneeuwstormen.
Eind april eindigden de sneeuwstormen. Het ijs smolt, water druppelde. Warme lentewinden maakten de sneeuw zacht, grote waterpoelen op de prairie vormend. Eindelijk werd het lente en het gras weer groen.
Ma opende de deuren om de lentegeur binnen te laten. Zonneschijn vulde het huis. Laura was gelukkig. Ze hadden zeven lange wintermaanden doorstaan. Op 10 mei 1881 kwam de eerste trein door in de stad.